Ik wil zo graag in actie komen, maar...
Wat hou ik van actie. Opkomen voor mensen die dat nodig hebben, het politieke debat voeren, een kledingruil organiseren, een pastoraal plan schrijven, gesprekken voeren, keuzes maken, zichtbaar zijn als politieke partij, problemen oplossen, ondersteuning voor leerlingen uitzetten, spreken voor groepen. Actie en interactie. Ik hou ervan.
En nu dan? Wat kan ik nu doen? Naast zorgen voor ons gezin, thuisonderwijs in goede banen leiden, een hulpsysteem opzetten in de buurt, op afstand zorgen voor de leerlingen die we normaal gesproken op school extra ondersteunen, boodschappen doen voor mensen die dat nu niet kunnen en anderen wat vaker bellen of appen, kan ik eigenlijk niet zoveel doen. En dat vind ik lastig. Vooral met in mijn achterhoofd de nieuwe maatregel dat bij één gezinslid met koorts het hele gezin niet meer naar buiten mag. Straks krijgt iemand in ons gezin koorts en mag ik niet meer boodschappen doen en zorgen voor de mensen om ons heen. En dan? Dan dus geen actie. Wie ben ik als ik in een crisissituatie niet over kan gaan in mijn actiemodus? Dat is voor mij zo’n tweede natuur, dat ik er mijn werk van heb gemaakt. Wie ben ik als ik niet de hulpverlener ben, maar de hulpvrager?
In onze gemeente is het aanbod van hulp vele, vele malen groter dan de vraag om hulp. Ik begrijp dat wel en toch zullen we daar de komende tijd een omslag in moeten maken. Heel praktisch: als iemand van ons gezin ziek wordt, mag niemand meer de deur uit voor boodschappen. Dan komt dat moment dat ik aan iemand ga vragen om boodschappen voor ons te doen, terwijl ik zelf wellicht nog kerngezond ben.
Ik word dan dus afhankelijk van de mensen om me heen. En juist dat is een uitdaging. We zijn onafhankelijkheid als een groot goed gaat zien en deze crisis laat ons zien dat we het niet alleen gaan redden. We hebben elkaar nodig.
We leven in een crisis. Mensen worden ziek, overlijden, beroepsgroepen raken overbelast, andere beroepsgroepen raken financieel in zwaar weer. We zijn de controle kwijt. Alle zekerheden die we hebben opgebouwd lijken nu niet zo zeker meer. Ondertussen zijn ook de bestuurders van ons land heel hard aan het werk. Er worden ingrijpende keuzes gemaakt op basis van informatie over de verspreiding van het virus. Dat gebeurt zowel landelijk als plaatselijk, met veel inzet en met de beste bedoelingen voor ons land, voor onze gemeente.
En dan wil ik zo graag in de actie. Iets doen. Er iets van vinden.
Toch is het wijzer om het besturen nu over te laten aan de bestuurders en op de achtergrond betrokken te zijn, vragen te stellen en achter hen te gaan staan.
Deze tijd vraagt veel van hen. Ik ben blij met onze bestuurders, zowel landelijk als plaatselijk. Behalve dan misschien met diegenen die onrust zaaien en het debat zo persoonlijk gaan voeren dat ze eerder ten dienste staan van zichzelf en hun eigen partij dan van de inwoners van het land.
Wat betreft actie sluit ik dan maar af met deze woorden: “God, geef me de moed om te veranderen wat ik kan veranderen. Geef me de wijsheid om te accepteren wat ik niet kan veranderen. Geef me het inzicht om het verschil tussen beide te zien en geef me het lef om hulp te vragen als ik hulp nodig heb.”